Uitvoeringsregels ten behoeve van Locatiecontroles
Ingaande 1 mei 2012
Uitvoeringsregels Locatiecontroles Inhoud
Voorwoord
1. Onderwerp en toepassingsgebied
2. Algemeen
2.1 Controle
2.2 Administratie
2.3 Identificatie en Registratie
3. Huisvesting
3.1 Locatie
3.2 Klimaat
3.3 Afzonderen van dieren
4. Verzorging
4.1 Voeden
4.2 Hygiëne
4.3 Socialisatie van de pups
5. Gezondheid
5.1 Vaccinatie
5.2 Ontwormen
6. Overdracht van de pups
7. Slotopmerkingen
Bijlage 1
A Huisvesting
B Vaccinaties
Het bestuur van de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland;
Gelet op het bepaalde in de artikelen 16 lid 4 en III.49 lid 4 van het Kynologisch Reglement,
Zoals vastgesteld door de Algemene Vergadering op zaterdag 19 november 2011;
BESLUIT:
Tot vaststelling van de volgende Uitvoeringsregels voor de controle van nesten en kennels en dergelijke, samengevat “Uitvoeringsregels Locatiecontrole”.
Voorwoord
Dieren hebben een eigen waarde, ook wel de intrinsieke waarde genoemd, die los staat van de waarde en functie die mensen aan dieren toekennen. De waarde van een (ras)hond is daarbij niet per definitie ondergeschikt aan de belangen van de mens. De samenleving zal zich rekenschap moeten geven van de toelaatbaarheid van de handelingen van de mens die het welzijn of de gezondheid van een (ras)hond mogelijk aantasten. In de wereld van de gezelschapsdieren wordt het merendeel van de dieren hobbymatig gehouden. Daarnaast is er een groep ondernemers beroepsmatig bezig met deze dieren. Door hen worden de dieren verhandeld, gehouden of gefokt vanuit een economisch perspectief. De (ras)hondenfokkerij dient gebaseerd te zijn op lange-termijn doelen en heldere uitgangspunten opdat het fokken niet resulteert in ziekte, karakterfouten en/of het ontbreken van werkaanleg. Het is de verantwoordelijkheid van de fokker om bij de selectie van de ouderdieren te bepalen of deze fokdieren mentaal en fysiek geschikt zijn voor de fok. De teef mag niet meer worden gedekt als het voor de gezondheid van de teef niet meer verantwoordelijk is om nog langer de last van een dracht en de daaraan verbonden voeding van haar nest te kunnen dragen. De fokker dient te verzekeren dat de fokdieren zowel mentaal als fysiek in goede conditie verkeren. Zolang een pup bij de fokker verblijft, dient hij te verzekeren dat de pup in een fysiek en mentaal gunstige omgeving verblijft om een goede socialisatie te waarborgen. Indien dieren slecht verzorgd en gehuisvest worden, is de maatschappelijke verontwaardiging groot. Omdat in dat geval dierenwelzijn in het geding is, stelt de overheid regels (in een AMvB) die door haar worden gehandhaafd. Op basis van deze regels zijn verschillende voorwaarden opgesteld waaraan de (ras)hondenfokkerij moet voldoen, met als doel de kwaliteit van de hele sector als geheel te verhogen en daarmee het welzijn van de betrokken dieren te verbeteren. De onderstaande normen kunnen worden gecontroleerd door medewerkers van de Raad van Beheer tijdens hun bezoeken op locaties waar zich honden bevinden. Zij zullen deze regels controleren op basis van een controlelijst. In bepaalde gevallen kunnen zij, voorzien van redenen, afwijken van de letterlijke tekst maar dienen altijd te handelen en te oordelen in de geest van deze regels.
1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze norm is van toepassing op partijen die de volgende activiteiten uitvoeren: het fokken en houden van (ras)honden.
2 Algemeen
2.1 Control
De locatiecontrole conform deze uitvoeringsregels wordt uitgevoerd, naar aanleiding van
een aanvraag voor een dienst, door een medewerker van de Raad van Beheer.
2.2 Administratie
In het kader van het dierspecifieke welzijn moeten de unieke kenmerken van iedere
ras)hond worden geadministreerd. Hierbij is in ieder geval het volgende van toepassing:
A: Nummer van de ISO-chip
B: Het ras
C: De naam van de (ras)hond
D: Het geslacht (en indien van toepassing: gesteriliseerd/gecastreerd)
E: Beide ouderdieren met chipnummers
F: De eigenaar
De Raad van Beheer kan besluiten ook de volgende zaken te registreren:
- Locatie (hoknummer)
- Bijzonderheden rond het gedrag
- Specifieke aandachtspunten in de wijze van verzorging van de (ras)hond
- Het dieet (mits van toepassing)
- Bestrijding endo- en ectoparasieten
- Relevante ziektes in het verleden
- Fokwaarden van de individuele (ras)hond alsmede van beide ouders
- Testgegevens van besmettelijke ziektes
- Lichamelijke gebreken of schadelijke afwijkingen, al dan niet erfelijk
- Vaccinaties
- Uitslagen preventieve screenringonderzoeken en (gedrag)test
- Dekresultaten.
2.3 Identificatie en Registratie
Binnen 5-8 weken na geboorte van een (ras)hond wordt de (ras)hond voorzien van een uniek
identificatie nummer door middel van een ISO transponder, geplaatst door een chipper van
de Raad van Beheer. Er wordt getracht de dieren voor de eerste vaccinatie te voorzien van
een uniek identificatienummer. Dit is afhankelijk van of elke betrokken partij voldoet aan
de in het Kynologisch Reglement gestelde termijnen. Pasgeboren pups worden niet
geïdentificeerd wanneer er mogelijk een besmettelijke ziekte heerst bij de (ras)honden van de
fokker. Er zal een vervolgafspraak worden gemaakt wanneer de dieren niet meer besmettelijk
zijn. De fokker is verplicht om, voor de komst van de medewerker van de Raad van Beheer, te
melden dat er op de locatie mogelijk een besmettelijke ziekte heerst. Pasgeboren pups worden
niet geïdentificeerd wanneer er, door onvoldoende hygiënische omstandigheden, de kans
bestaat dat de pups gevaar lopen.
3 Huisvesting
3.1 Locatie
A. De (ras)honden dienen in een passende huisvestingssituatie te verkeren, waarbinnen ze zoveel
mogelijk vrij zijn het soort eigen gedrag te vertonen (passend bij leeftijd en aard) en waarin
ze een minimum aan stress ervaren.
B. Fokkers beschikken over een binnen- en een buitenverblijf. Er moet voldoende ruimte zijn in
zowel het binnen- als het buitenverblijf, zodat de honden minimaal comfortabel kunnen
bewegen en spelen (zie voor minimale richtlijnen Bijlage 1).
C. Een buitenverblijf is gedeeltelijk overkapt, tenzij een buitenverblijf in open verbinding staat
met een binnenverblijf. Deze overkapping biedt schuilmogelijkheid tegen neerslag en zon
voor alle in het verblijf aanwezige (ras)honden.
D. De doorgang van het binnenverblijf naar het buitenverblijf moet dusdanig groot zijn dat
(ras)honden in hun natuurlijke houding naar buiten kunnen lopen.
E. De vloer van de ruimte waarin de (ras)honden zijn gehuisvest, moet eenvoudig te reinigen,
desinfecteren en te drogen te zijn.
F. De binnenwanden van het verblijf moeten glad en niet poreus zijn, zonder scherpe randen
of punten. Tenminste een van de wanden van het verblijf waarin een (ras)hond zich bevindt
is doorzichtig, zodanig dat de (ras)hond buiten het verblijf kan kijken.
G. Iedere (ras)hond heeft de beschikking over een verhoogde schone en droge ligplaats die
vanuit de bodem van het verblijf optrekkende kou isoleert. Deze ligplaats moet zacht zijn
en niet op de tocht. De ligplaats moet regelmatig worden gereinigd.
H. In de verblijven van (solitair) gehuisveste (ras)honden wordt veilige en goed te reinigen
of te vervangen verrijking toegepast, bijvoorbeeld speelgoed. Dit geldt ook voor gespeende
pups.
I. De (ras)honden moeten gescheiden kunnen eten, drinken, slapen en defaeceren. Ten
behoeve daarvan moeten de binnenverblijven in verschillende delen zijn verdeeld,
zodat de (ras)honden zich kunnen verbergen en deze delen voor verschillend gedrag
kunnen worden gebruikt (eten, slapen, stoelgang). Huisvesting kan flexibel zijn: er zijn
dan verblijven voor sociale en voor solitaire huisvesting. Er kunnen verblijven zijn
waarvan delen van de tussenwanden kunnen worden vervangen, bijvoorbeeld dichte
door deels tralies of perspex, zodat gewenningsprocedures kunnen worden ingezet.
J. De (ras)honden worden in de gelegenheid gesteld om tenminste twee uur per dag in
een buitenverblijf of op een speelweide te verblijven.
K. Afwijkingen op de beschikbare ruimte per (ras)hond zijn toegestaan onder de
voorwaarde dat de afwijking en de wijze waarop met deze afwijking in de andere
aspecten (zie 3.1.B) rekening wordt gehouden, worden onderbouwd en geregistreerd.
L. Bij aanwezigheid van meer dan een (ras)hond, worden tenminste twee en ten hoogste.
15 (ras)honden bij elkaar in een binnen- of buitenverblijf gehuisvest. Uitgangspunt
is dat de dieren in goede verstandhouding samen kunnen zijn. In afwijking hierop:
- wordt een in een quarantaineruimte ondergebrachte (ras)hond solitair gehuisvest,
tenzij dat strijdig is met het welzijn van het dier (zie 3.3);
- wordt een (ras)hond solitair gehuisvest indien de gezondheid of het welzijn van
het dier of van de andere dieren dit vereist;
- wordt een (ras)hond solitair gehuisvest (met haar pups) rond de tijd van werpen
en tijdens de zoogperiode; worden loopse teven gescheiden van reuen
M. Iedere drachtige of zogende (ras)hond heeft in een binnenverblijf de beschikking
over een rustige en af te zonderen nestruimte met een kortste zijde van minimaal
1.5 keer kopstuit lengte van de (ras)hond waarvoor de nestruimte bestemd is.
N. Een zogende (ras)hond moet zich kunnen afzonderen van de pups door de pups in
een kist te huisvesten, waar de teef uit kan stappen
O. Een werpkist heeft afmetingen die passen bij de grootte van de (ras)hond. Een teef
moet zich in de werpkist volledig kunnen uitstrekken, terwijl haar pups nog voldoende
ruimte hebben om niet onder moeder terecht te komen.
P. Het nest is schoon, droog en aangenaam warm.
3.2 Klimaat
A. Er wordt een temperatuur gehandhaafd die bij de fysiologische behoeften van de
(ras)honden past met als doel dat de (ras)hond zich in rust in de thermosneutrale
zone bevindt. Voor (ras)honden is dit 15-21°C met als minimum 10°C en als maximum
30°C.
B. Open warmtebronnen dienen buiten het bereik van (ras)honden te zijn opgesteld
C. Verblijven worden mechanisch of natuurlijk geventileerd, waarbij geen tocht mag ontstaan.
D. In een binnenverblijf moet directe inval van daglicht zijn, zodat ook zonder aanvullende
verlichting een normaal dag- en nachtritme kan worden gevolgd. Daarnaast moet
het binnenverblijf aanvullend kunnen worden verlicht. Overdag moet de lichtsterkte
minimaal 100 lux zijn.’s Nachts is minder verlichting nodig en volstaat 5 tot 10 lux.
3.3 Afzonderen van dieren
A. Een quarantaineruimte wordt gedefinieerd als een volledig afgescheiden verblijf,
bestemd voor het onderbrengen van dieren die mogelijk met een besmettelijke ziekte
of parasiet zijn besmet, dat deugdelijk gedesinfecteerd kan worden.
B. Ten behoeve van afzondering in geval van: rust en hygiëne, herstel, niet-besmettelijke
ziekte, agressie, verwonding moet een gedeelte van de inrichting kunnen worden
afgescheiden van de rest van de inrichting.
C. De inrichting moet, in overleg met de dierenarts, dusdanig zijn vormgegeven dat er snel
en adequaat quarantaineruimten kunnen worden gerealiseerd.
D. De onder 3.3.B genoemde quarantaineruimte moet:
- Beschikken over binnenverblijven;
- In totaal tenminste ruimte kunnen bieden aan een tiende van het aantal (ras)honden
en dat in die inrichting is gehuisvest, met een minimum van één (ras)hond;
- De dieren dienen in de quarantaine ruimte individueel gehuisvest te worden en
zoveel mogelijk afgescheiden (zeker geen direct contact mogelijk) van de andere
dieren te worden. (dus in aparte hokken, niet los laten lopen door ruimte etc.)
E. Bij binnenkomst van dieren waarvan de gezondheid- en vaccinatiestatus onbekend
is of bij verdenking van een besmettelijke dierziekte moet over een of meer
quarantaineruimten kunnen worden beschikt, waarin binnenverblijven zijn aangebracht.
4 Verzorging
4.1 Voeden
A. Er wordt gewerkt volgens een voedingsschema:
Waarin, bij het geven van voedsel de aangegeven houdbaarheidsdata worden aangehouden
Waarin het geven van voedsel is geregeld op een zodanige wijze dat hoeveelheid en soort worden
afgestemd op de behoefte van de (ras)hond;
Waarin is geregeld dat pups vanaf 3 tot 4 weken worden gewend aan vast voer, zodat ze op
een leeftijd van 7 weken niet meer afhankelijk zijn van de teef.
Waarin het geven van water is geregeld op een zodanige wijze dat de (ras)honden geen
dorst hebben.
Passende voeding is afhankelijk van ras, levensfase, gezondheidsstatus, type (ras)hond
(rustig of actief). Bij drachtige of zogende teven zal een aangepast voedingsschema
noodzakelijk zijn.
B. Gewicht en groei van pups worden dagelijks gemonitord. •Afwijkingen van een normale
groeicurve worden geregistreerd en naar aanleiding hiervan wordt acties ondernomen.
4.2 Hygiëne
Er wordt gewerkt volgens een protocol voor reiniging en desinfecteer. Daarin is minimaal geregeld
dat:
- De bereiding van voedsel en de schoonmaak van materiaal dient gescheiden plaats
te vinden, in die zin dat de voedselbereiding en de schoonmaak niet tegelijkertijd
plaatsvinden en hiervoor verschillend materiaal wordt gebruikt.
- De verblijven dagelijks worden gereinigd
- De voerbakken vrij zijn van aangekoekte resten en vuil
- Bij verdenking van infecties, verblijven, voer- en drinkbakken en besmette plekken
worden ontsmet met een daarvoor geschikt desinfectans, in overleg met de dierenarts
gekozen
- Kadavers worden (ALLEEN) bewaard in separate, daarvoor geschikte ruimtes
- Uit alle verblijven elke dag tenminste de ontlasting en de urine wordt verwijderd
- De verblijven wekelijks worden gereinigd en ontsmet
- Alternatieve uitvoeringswijze in geval van nestomstandigheden.
4.3 Socialisatie van de pups
Honden dienen op jonge leeftijd veel ervaringen op te doen, zodat later minder kans is op angst
en/of onaanvaardbaar gedrag. De volgende socialisaties zijn van belang:
- Ten opzichte van de eigen soort
- Ten opzichte van andere, veelvoorkomende diersoorten
- Ten opzichte van mensen
- Ten opzichte van zoveel mogelijk voorspelbare situaties en de gebruikelijke
huishoudelijke en buitengeluiden die tijdens het leven van het dier zullen voorkomen.
Hierbij wordt gedacht aan voorspelbare situaties en geluiden zijn bijvoorbeeld het
borstelen, nagels knippen, het geven van tabletten, oppakken, TV, radio, stofzuiger,
buitenomgeving, etc. Voor een goede socialisatie groeit een pup bij voorkeur op in de
huiselijke sfeer.
5 Gezondheid
5.1 Vaccinatie
In overleg met de eigen dierenarts wordt een vaccinatieprotocol voor de fokkerij opgesteld en
gewerkt volgens dat protocol. Hierin is minimaal het volgende geregeld:
- Dat (ras)honden binnen zeven weken na de geboorte en in ieder geval 7 dagen voor
aflevering, worden gevaccineerd tegen parvo (canine parvovirusinfectie) en
hondenziekte (canine distempervirus)
- Dat alle (ras)honden gevaccineerd zijn tegen parvo, ziekte van Weil en hondenziekte,
dat wil zeggen dat de hervaccinaties worden uitgevoerd conform
diergeneesmiddelenregistraties van het vaccin.
- Dat vaccinatie per (ras)hond aantoonbaar is geregistreerd door middel van een door
een dierenarts volledig ingevuld en ondertekend dierenpaspoort.
- Dat een (ras)hond waarbij de vaccinatiestatus onbekend of onvolledig is gevaccineerd
tegen parvo (canine parvovirusinfectie), ziekte van Weil (Leptospirose) en hondenziekte
(canine distempervirus, onmiddellijk na ontvangst in de quarantaineruimte wordt
geplaatst; dat deze (ras)honden voor zover dat nog niet is geschied, binnen 5 werkdagen
de ontbrekende vaccinaties krijgen toegediend; Een hond die minder dan zeven dagen
geleden is gevaccineerd wordt gezien als onvolledig/ niet beschermd en zal dus eerst
in quarantaine geplaatst moeten worden dat deze (ras)honden tot zeven dagen nadat
deze ontbrekende vaccinaties hebben plaatsgevonden in de quarantaine blijven. De
(ras)hond mag de quarantaineruimte gedurende die periode niet verlaten.
5.2 Ontwormen
De fokker draagt zorg voor een deugdelijk ontwormingsbeleid volgens de geldende
richtlijnen zoals vermeld op www.esccap.eu
6 Overdracht van de pups
6.1 De (ras)hondenpups worden niet van de moederhond gescheiden voordat zij de leeftijd van
7 weken hebben bereikt.
6.2 Een pup mag pas worden overgedragen aan de nieuwe eigenaar/houder indien het goed
gezond is en tenminste 8 weken oud is.
6.3 Voor pups die niet door de eigen moeder kunnen worden verzorgd, dient een fokker
passende maatregelen te nemen, voordat deze op de in 6.1. Genoemde leeftijd aan een
nieuwe eigenaar/houder kan worden overgedragen.
7 Slotopmerkingen
7.1. Voor wat betreft de omschrijving van de in deze uitvoeringsregels genoemde definities
gelden de omschrijvingen zoals vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement en het
Kynologisch Reglement.
7.2 De regels zoals vastgelegd in het Kynologisch Reglement zijn onverkort van kracht.
In geval van tegenstrijdige regelgeving prevaleert het Kynologisch Reglement.
7.3 De aan deze uitvoeringsregels toegevoegde bijlagen maken onlosmakelijk deel uit
van de uitvoeringsregels.
Bijlage 1
(normatief)
A Huisvesting
A.1 Voor (ras)honden zijn deze maten gangbaar als minimaal niveau in het binnen- of
buitenverblijf (waarbij n het aantal (ras)honden is):
- Schofthoogte hond < 0,3m o Afmeting verblijfsruimte _ (1+n)m2; waarbij de
kortste zijde _ 1m is en de hoogte minimaal 1,8m;
- Schofthoogte hond >0,3m en <0,5m o Afmeting verblijfsruimte _ 1,2 * (1+n) m2;
waarbij de kortste zijde _ 1,2m is en de hoogte minimaal 1,8m;
- Schofthoogte hond > 0,5m: o Afmeting verblijfsruimte _ 1,5 * (1+n) m2; waarbij
de kortste zijde _ 1,2m is en de hoogte minimaal 1,8m
Deze afmetingen zijn ook van toepassing op:
- De totale voor (ras)honden beschikbare vloeroppervlakte in een aan elkaar gekoppeld
binnen en buitenverblijf, indien er voor de (ras)honden een open verbinding is tussen
het binnen- en buitengedeelte van het verblijf en de beschikbare vloeroppervlakte in
het binnengedeelte van het verblijf tenminste 40% van de totale minimale oppervlakte is;
- De voor de (ras)honden beschikbare oppervlakte van de speelweide.
OPMERKING 1 voor de berekening van de beschikbare vloeroppervlakte voor de
(ras)honden worden de niet gespeende (ras)honden die zich bij hun moeder bevinden
niet meegerekend.
OPMERKING 2 indien (ras)honden van verschillende grootte bij elkaar worden gehuisvest,
wordt voor de berekening van de beschikbare vloeroppervlakte de schofthoogte van de
grootste (ras)hond gehanteerd.
A.2 Bij solitaire huisvesting is de beschikbare ruimte voor een (ras)hond:
- Schofthoogte hond < 0,3 m o Afmeting solitaire verblijfsruimte _2 m2; waarbij de
kortste zijde _ 1m en de hoogte _ 1,8 m is;
- Schofthoogte hond >0,3m en < 0,5m o Afmeting solitaire verblijfsruimte _ 2,4 m2,
waarbij de kortste zijde _ 1,2m en de hoogte _ 1,8 m is
- Schofthoogte vanaf 0,5 m o Afmeting solitaire verblijfsruimte _ 3 m2, waarbij de
kortste zijde _ 1,2m en de hoogte _ 1,8m is.
OPMERKING: Voor de berekening van de beschikbare vloeroppervlakte voor de (ras)honden
worden de niet gespeende (ras)honden die zich bij hun moeder bevinden niet meegerekend.
A.3 Als pups aan het lopen gaan dient de ruimte voor moeder dier en haar pups van een grootte te zijn
dat alle dieren in voldoende mate kunnen lopen, spelen en liggen zonder dat zij gehinderd worden
door eventuele meststoffen.
A.4 De fokker draagt ervoor zorg, om het dier in staat te stellen ook koeler te kunnen liggen, dat een
door vloerverwarming bediende oppervlakte max. 60% van het vloeroppervlak omvat.
B Vaccinaties
B.1. Een mogelijk vaccinatieschema voor de (ras)hond:
- Op een leeftijd van 6 weken hondenziekte + parvo
- Op een leeftijd van 9 weken parvo, ziekte van Weil (+ kennelhoest)
- Op een leeftijd van 12 weken hondenziekte, HCC, parvo, ziekte van Weil
- - 1 jaar cocktail (zie boven) (+ kennelhoest)
- - 2 jaar ziekte van Weil, (+kennelhoest)
- - 3 jaar ziekte van Weil, (+ kennelhoest)
- - 4 jaar cocktail (+ kennelhoest) Etc.
In inrichtingen waar veel problemen zijn met kennelhoest verdiend standaard vaccinatie hiertegen de aanbeveling.
B.2 Tegen Hepatitis Contagiosum Canis (canine adenovirus 2) wordt in veel gevallen pas op 12 weken gevaccineerd.
Laatst aangepast (zondag, 04 maart 2012 17:55)